Misschien heeft ze het gezien, maar durfde ze niet meer
op haar gevoel te vertrouwen.
Jarenlang bestond zijn reactie op haar angst voor
gemotoriseerde voertuigen uit snerende, soms pijnlijke opmerkingen, grappig
bedoelde geintjes uithalen achter het stuur en duidelijk getoonde
teleurstelling om haar gebrek aan liefde voor scheuren over ’s Herenwegen. Altijd
weer toonde hij onbegrip, hoe vaak ze ook vertelde over de ongelukken die zowel
zichtbare als onzichtbare littekens hadden achtergelaten.
Dat hij zich voor zijn haremvrouwtjes uitsloofde, dat
zag ze wel. Keer op keer. Dus zo vreemd was het niet dat hij voor een haremvrouwtje
met grote angsten voor alles en iedereen, er alles aan deed om hun ontmoetingen
in zijn woonplaats voor haar zo gemakkelijk mogelijk te maken. Dat hij haar
niet eens thuis voorstelde, werd uitgelegd als te traumatisch/moeilijk voor
iemand met angst voor onbekende mensen. Toen zij haar twijfels uitte, omdat het
angstige haremvrouwtje het blijkbaar niet eng vond om een hele middag in een
onbekende kroeg vol onbekende mensen te zitten, werd dat begroet met rollende
ogen en een diepe zucht over het door haar getoonde onbegrip voor zo’n delicate
ziel.
Nadat ze was gedumpt voor het angstige haremvrouwtje,
vroeg ze spottend of zij zich soms ook angstig huilend aan hem had moeten
vastklampen. Hij hoefde niet na te denken.
“Ja”.
Ze zag dat hij het meende. Het zou geen nut hebben hem te
herinneren aan zijn snerende opmerkingen over haar angst. Het had de afgelopen
jaren ook geen nut gehad om hem te vertellen over een andere angst. De angst
die opdook als hij met 1 of meerdere haremvrouwtjes op stap was. Tot diep in de
nacht. Of een heel weekend lang. De angst om ’s nachts alleen thuis te zijn.
Het onveilige gevoel, het proberen niet te denken aan wat en wie er allemaal in
die donkere hoeken en diepe kasten verscholen zouden kunnen zijn.
Dit alles spookte zondagavond weer door haar hoofd. Terwijl
ze in bed lag en vrij harde geluiden hoorde die ze niet kende. Bij de
bovenburen? Of toch in haar eigen huis? De katten lagen bij haar, alert, dus
zij kenden de geluiden ook niet. Zo’n typische angstige avond waarover ze hem
nooit had verteld.
Heel even vroeg ze het zich af. Had ze zich, net als
zijn Neurotische Groene Blaadje, aan hem vast moeten klampen? Had ze zijn riddergevoelens
moeten bespelen? Had ze hem zo een goed gevoel moeten geven, wat hij uit/voor zichzelf
niet voelde?
Vragen die wel door haar hoofd schoten, maar waar ze
niet eens over nadacht. Op angstige momenten was het een veilig gevoel geweest,
dat hij een kamer verderop zat. De wetenschap dat hij jaren dat valse gevoel
van veiligheid gaf, terwijl hij al niet meer van haar hield, al niet meer bij
haar wilde zijn, voelde ze als een vernedering die niet opweegt tegen veilig
willen voelen.
Met enige angst is ze in slaap gevallen, redelijk uitgerust
is ze weer wakker geworden. Het zonnetje schijnt tot in de donkere hoekjes, de
spoken zijn weg en hoe moeilijk het soms ook is, ze redt het alleen.