In mijn omgeving wordt bij een scheiding de inboedel verdeeld. Hierbij
wordt gepoogd alles (echt heel veel) eerlijk te verdelen. Tegelijkertijd is deze
verdeling ook een instrument in de verwerking, er wordt druk gemanipuleerd,
ingespeeld op schuldgevoel, geprobeerd de ander te raken door dierbare spullen te
claimen. Hoe ver kun je gaan voor een vaas? Heel ver.
De ene partner neemt in etappes spullen mee naar het nieuwe huis – en nieuwe
partner. Bij het ophalen van een nieuwe lading spullen komt een groot deel van
de vorige lading mee terug. Onduidelijk is of dat wegens ruimtegebrek is, of uit
onwil materiƫle herinneringen aan een vorige relatie toe te laten. Telkens als een lading spullen
is opgehaald, vindt de achterblijvende partner dat er weer ruimte is voor
nieuwe spullen en snuffelt die als een shophaholic met geldproblemen bij de kringloop.
En ondertussen probeert de makelaar de inrichting van het overvolle
huis te minimaliseren om het beter verkoopbaar te maken.
En kijken familie en vrienden meewarig hoofdschuddend toe.
Zoals ook de afgelopen tijd meewarig hoofdschuddend werd rondgekeken in mijn huis, met gehalveerde
inventaris. “Oh, wat heerlijk ruim. Maar…”
“Ik zoek nog een mooi kastje, waar mijn glazen in kunnen pronken. Maar
ik weet niet wat voor kastje.” Aan deze veelgedane uitspraak begon ik na 2 jaar
zelf enigszins te twijfelen, tot ik bij de kringloop een vrijwel perfect kastje
zag staan. In eerste instantie wist ik niet hoe ik die, zonder auto, thuis
moest krijgen. In tweede instantie kwamen zeker 3 oplossingen bovendrijven,
maar was het kastje al verkocht.
Terwijl de zoektocht (online, kringloop) naar het kastje doorgaat,
worden op strategische plekken – lees: bij de juiste personen – ijverig verteld
over het kastje. Dit in de wetenschap en met het vertrouwen dat mijn naaste
omgeving graag meewerkt om mij weer aan een, in hun ogen, volledige inventaris te
helpen.
Ik ken mijn pappenheimers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten